Samenwerkende partijen:
en sympathisanten van:

Veenweiden | UPDATE 1

15/12/2020, 15:01

Het college was van plan geweest de Veenweide-problematiek op de besluitvormende raad te zetten.
Dit omdat het herstel van de indrogende veenweide zoveel geld kost, dat ervoor gekozen is de kansrijke gebieden in Fryslân (met het meeste en dikste veen) prioriteit te geven.
Het college wenst dus GEEN zienswijze in te dienen op het Concept-Veenweide-programma, maar blijft wel als “agenda-lid” betrokken bij het overleg.
Dat overigens de agrarische ondernemers over het algemeen kunnen vinden in het concept-programma, zegt genoeg.

“Het programma getuigt van korte termijn agrarische belangen” vinden de linkse partijen in de provincie.

In Dantumadiel kunnen we weinig doen. Het (dunne) veen is ten dode opgeschreven en niet meer te redden. Omdat het meeste veen voorkomt in het Bûtenfjild is er (volgens het college)
slechts -geringe- infrastructurele schade, en is er geen sprake van het verzakken van woningen. Er is overigens wel een vergrote CO2-uitstoot en ernstig verlies van biodiversiteit.
Voorlopig zijn -in het Bûtenfjild- al de nodige maatregelen genomen, zo is o.a. het grondwaterpeil verhoogd.
Wij zijn zeer te spreken over het onderzoek van o.a. Nordwin en Altenburg en Wijbenga over de teelt van “natte” gewassen in het Bûtenfjild: Veenmos, Cranberry en Lisdodde.

Sociaal Links vraagt in de raadsvergadering aandacht hiervoor:

Foarsitter 

It kolleezje freget de ried yn te stimmen mei it NET yntsjinjen fan in sjochwize op it “Ontwerp Veenweideprogramma 2021-2030”
De fraksje fan Sociaal Links wol dit perfoarst net as “hammerstik” oppe aginda ha. Der is in soad oer te sizzen (mar ik sil it koart hâlde foarsitter).
Wat is der oan de hân? Om it intensyf buorkjen mooglik te meitsjen is it grûnwetterpeil de lêste jierren oant wol 1 meter ûnder it meanfjild ferlege.
Dertroch sakket dit meanfjild wol 1 centimeter per jier, ferdwynt it bioverskaat en komt der in soad CO2 frij.

Natuergebieten ferdroegje, wennings en gemeentlike ynfrastruktueren rinne grutte skea op.

Yn it “Ontwerp-Veenweideprogramma 2021-2030” wurdt in oanpak foarstelt om it grûnwetter stadichoan heger te krijen.
Dat dit net troch de agraryske ûndernimmers stipe wurdt mei dúdlik wêze.

Der is lykwols net genoch jild om it hiele “Veenweide-gebied” ûnder hânnen te nimmen.
Der wurdt yn it “Kansrijke Gebieden Beleid” de kar makke allinne maatregels te nimme yn 7 saneamde “kansrijke gebieden”.
Koartsein is it fean yn Dantumadiel meastentiijds te tin (minder as 80 cm, faaks mei kleidek), om noch te rêdden.
Allinne yn it eastlik Bûtefjild, en in tinne streek tusken de “moerige gronden” fan Noard Feanwâlden oant de Westereen ta is in dikkere feanlaach (> 80 cm) oanwêzich.
It kolleeze jout oan dat der fanôf it begjin ondúdlikens wie oer de rol fan de belutsen gemeenten.
No’t ús fean kennelik net mear te rêdden is, beslút it kollezje troch te gean als “betrokken agenda-lid” (lykas bygelyks buergemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel)

Dat is dan in kar foar:

  • it fersêftsjen fan de gefolgen fan de boaiem-delgong (in saneamde “zachte landing”)
  • út ynterne neifraach hat bliken dien dat der (noch) gjin skea is oan houten funderings, mar wol (net verontrustend) oan de gemeentlike infrastruktuer
  • Om’t mei de lânynrjochting yn it Bûtenfjild it grûnwetter op peil brocht wurden is (nij wie Foar de fraksje fan Sociaal Links de term: HAKLAM = Hoog Als het Kan Laag Als het Moet) en troch herverkaveling de natuergebieden vergrutte binne, soene der gjin maatregels foar de agraryske ûndernimmers nedich wêze.
  • De fraksje fan Sociaal Links is tige optein oer de proeven fan Nordwin oer de teelt fan Feanmos, Feanbei (cranberry) en tuorrebout (lisdodde) op it wiete fean.

Ta beslút foarsitter hart de fraksje fan Sociaal Links de folgjende fragen:

  1. Graach útliz oer de “zachte landing
    UPDATE 1: Niets extra’s doen. Accepteren dat de bodem gedaald is. Er is inmiddels wel een gedaan aan de waterstand o.a. in het Bûtenfjild, er is een herkaveling van grond geweest
    en er wordt onderzoek gedaan (als genoemd) naar zgn. “natte teelt” als alternatief verdienmodel voor agrarische ondernemers
  2. Wat is de (niet verontrustende) skea oan gemeentlike infrstruktuer?
    UPDATE 1: er is een lichte verzakking aan het Koekoekspaad en de bermen daarvan in Feanwâlden. De gemeente houdt dit in de gaten.

    Met het niet indienen van een zienswijze (omdat  Dantumadiel niet tot de Kansrijke Kernen -waar daadwerkelijk iets gebeurt- hoort), denkt het
    College geen ambtelijke capaciteit (en dus geld) te hoeven verspillen voor een “Kansloze Kern”

Tankewol foarsitter

Deze zienswijze is door de andere Veenweide-gemeenten ingediend:

Geacht college en geacht dagelijks bestuur, 

Begin november heeft u het ontwerp-Veenweideprogramma 2021-2030 ter inzage gelegd.
Als veenweidegemeenten geven wij hierbij graag onze gezamenlijke zienswijze op de inhoud van het programma en de wijze van samenwerken die wij voor ogen hebben. 

1. Samenwerking is in het belang van de inwoners en de leefomgeving 

Net als u zien wij de bodemdaling in het veenweidegebied en de bijbehorende problematiek als een grote opgave voor de toekomst. Het is niet voor niets dat de problematiek van de veenweide is opgenomen in onder andere het Klimaatakkoord, de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het Interbestuurlijk Programma (IBP). In het belang van de inwoners en ondernemers in deze gebieden willen we daarom ook graag samenwerken om daarmee zoveel mogelijk invulling te geven aan het principe van één overheid. De Vereniging van Nederlandse gemeenten heeft juist daarom ook haar handtekening gezet onder het Klimaatakkoord en het IBP. 

2. We zien de meerwaarde van een gezamenlijk programma 

Wij – de veenweidengemeenten – denken dat een gezamenlijk programma en een gezamenlijke organisatie kunnen bijdragen aan de slagkracht en een minder versnipperde werkwijze in de veenweidegebieden. Gezamenlijke opgaven op het gebied van landbouw, natuur, biodiversiteit, landschap, energietransitie, recreatie en toerisme, CO2- en stikstofreductie en bodemdaling kunnen hierdoor integraal onderdeel worden van de ontwikkeling van het veenweidegebied. Concrete invulling moet vooral worden gedaan in de gebiedsprocessen, maar een gezamenlijk programma geeft een stevig signaal naar andere overheden, met een duidelijke richting voor de komende 10 jaar. Onze regio kan hierdoor een sterkere positie innemen om aanspraak te maken op middelen vanuit het Rijk, Europese Fondsen en mogelijke andere partners. Het programma is dan het vertrekpunt voor een gezamenlijke lobby. 

3. Een gelijkwaardige positie voor gemeenten (en gemeenteraden) is noodzakelijk 

Hoewel we de voordelen van een gezamenlijk programma zien, vragen we nadrukkelijk aandacht voor de mate van gelijkwaardigheid van de verschillende samenwerkingspartners. Het opstellen van het Veenweideprogramma is primair een verantwoordelijkheid (en onderdeel van de college-programma’s) van de Provincie en het Wetterskip. Beide besturen hebben aan de voorkant richting gegeven aan het programma, door een richtinggevend besluit te nemen naar aanleiding van een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Deze inbedding ontbreekt (nog) bij de Colleges en de Raden van de veenweidegemeenten. Het onderwerp veenweide is in de meeste collegeprogramma’s niet opgenomen en onze Raden hebben in het voortraject geen inbreng kunnen leveren. 

Willen we in de toekomst samenwerken als gelijkwaardige partners, dan is het noodzakelijk dat vanuit de Raden medezeggenschap ontstaat rond het programma. Dit is ook de reden waarom we het programma op dit moment voor kennisgeving aannemen en deze zienswijze indienen. We willen de zienswijzeperiode benutten om het gesprek aan te gaan. 

4. Zet in op een bredere (integrale) gebiedstransitie 

De doelstellingen en programmalijnen in het programma zijn erg gericht op de landbouw- en watertransitie. Wij denken dat de opgave in de veenweidegebieden breder is en dat er meer kansen liggen. De landbouw blijft een belangrijke economische drager in het gebied en is belangrijk voor het beheer van de weidegronden. Toch zal de gebiedsopgave breder moeten worden bekeken om te komen tot een duurzaam perspectief voor de veenweidegebieden waarbij aansluiting bij (de mogelijkheden van) het natuurlijke systeem een belangrijk uitgangspunt is. 

Wanneer we de grote opgaven zoals klimaatadaptatie, energietransitie en biodiversiteit voor ogen hebben, dan denken we dat er op de lange termijn meer verandering nodig is in het gebied. Onder meer als onderdeel van de transitie naar een meer natuurinclusieve en circulaire landbouw. Onze blik moet daarbij niet alleen gericht zijn op 2030, maar zeker ook op langere termijn (2050), waarbij de gevolgen van klimaatverandering sterker zichtbaar worden en we een sterke CO2-reductie als doel hebben. Met een verder liggende “planhorizon” voor ogen, zullen daardoor ook andere maatregelen voor de hand liggen, zoals verdergaande vernatting van deelgebieden. 

We kunnen niet alleen investeren in “vasthouden van het bestaande”, maar moeten juist ook kijken naar nieuwe functies en nieuwe economische dragers voor het gebied. Wat ons betreft is de veenweide transitie breder dan alleen de aanpassing van de landbouw en het waterbeheer. 

Wij zouden graag zien dat ruimte voor nieuwe economische dragers een expliciete doelstelling in het veenweideprogramma wordt. 

Onderstaand geven we een aantal voorbeelden:

• De energietransitie kan een belangrijke nieuwe drager voor de ontwikkeling van het gebied zijn. Juist op plekken waar een aangepast agrarisch gebruik of afwaardering van landbouwgrond speelt, vormen mogelijkheden voor duurzame energie een logische koppelkans. Ook kan energieproductie eventueel bijdragen aan het verdienvermogen van agrarische bedrijven. In het proces van de Regionale Energiestrategie (RES) zijn deze aspecten ook besproken. Uiteraard moeten deze nieuwe energiedragers goed worden ingepast in het landschap. Meer planologische (experimenteer)ruimte in het Provinciaal beleid is dan ook noodzakelijk; 

  • Nieuwe, nattere veenweidelandschappen zijn aantrekkelijk voor nieuwe concepten op het gebied van recreatie en toerisme. Tevens kunnen zij bijdragen aan versterking van de biodiversiteit en het verbinden van de natuurgebieden met landbouwgronden tot een ecologisch samenhangend veenlandschap. Wij pleiten ervoor om dit onderwerp explicieter op te nemen in het veenweideprogramma. Daarmee kan dit gebied, gelegen tussen de grotere steden en kernen van Fryslân, bijdragen aan een slimme groei van recreatie en toerisme
  • Met de druk op de woningmarkt in de steden en het “inburgeren” van thuiswerken, zou landelijk wonen een nieuwe impuls kunnen krijgen. Een rustige setting en een hoge landschapskwaliteit worden dan woonwensen die voor meer mensen bereikbaar worden. Zeker wanneer een snellere treinverbinding met de Randstad realiteit wordt. 

Een deel van de beschikbare middelen kan ook specifiek worden ingezet voor het stimuleren van deze aanvullende economische dragers. We zien graag dat dit wordt meegenomen in het hoofdstuk over instrumenten. 

5. Werken met een fasering en met ijkmomenten 

We zien de voordelen van het inbouwen van meerdere ijkmomenten binnen de aanpak 2021-2030. Afstemming, nieuwe inzichten op basis van onderzoek, beschikbare middelen en draagvlak zullen het te realiseren tempo mede bepalen. We zien hier ook de relatie met de fasering die in het Nationale Veenplan is opgenomen, waardoor binnen die systematiek verdere beslismomenten, ook in financiële zin, aan de orde gaan komen. 

6. Blijf werken aan een breed draagvlak 

Het is niet eenvoudig om alle belangen in het gebied te verenigen. Landbouw, natuur, overheden en woningeigenaren hebben nu eenmaal verschillende belangen en wensen. Dat hierdoor compromissen moeten worden gesloten, begrijpen we. Als gemeenten pleiten we voor een zorgvuldige belangenafweging en betrokkenheid van alle stakeholders. Dat betekent ons inziens dat niet alleen de landbouw-, natuur- en milieuorganisaties aan tafel moeten zitten, maar dat er ook actief afstemming moet worden gezocht met woningeigenaren en recreatieondernemers. Hetzij door een vertegenwoordiging in het BOF of als een vaste klankbordgroep hiernaast. 

7. We onderschrijven de insteek met betrekking tot de funderingsproblematiek 

We onderschrijven de aandacht voor eigenaren van woningen met funderingsproblemen. Zij worden rechtstreeks en indringend geconfronteerd met de problemen van de veenbodemdaling. We zijn het eens met de insteek van het programma dat de woningeigenaar primair verantwoordelijk is voor de bouwkundige staat van de eigen woning. Tegelijkertijd onderkennen we dat hier eventueel een specifieke verantwoordelijkheid bij de overheid kan liggen, die in dat geval naar ons oordeel primair betrekking heeft op de provincie en/of het waterschap. Een beter zicht op consequenties is hier gewenst. Op dit moment weten we nog te weinig van de aard en omvang van de problematiek. We onderschrijven daarom het voornemen om funderingsonderzoek te subsidiëren en in 2022 opnieuw te bekijken wat wenselijk en noodzakelijk is. Hierop vooruitlopend stellen we voor dat u in de vorm van pilots al ervaring opdoet met concrete ondersteuning, bijvoorbeeld via procesondersteuning of het verstrekken van een lening. 

Vervolg 

We verwachten dat er tijdens de inzageperiode nog de nodige zienswijzen binnen komen. Dit kan leiden tot aanpassingen ten opzichte van het ontwerpprogramma. Deze zienswijzen zien wij graag tegemoet en wij bieden aan mee te denken over de verwerking daarvan. 

In het voorjaar van 2021 wegen wij af of het gezamenlijk vaststellen, dus mede door ons als veenweidegemeenten, van een Veenweideprogramma voor de hand ligt. Ook wanneer wij er uiteindelijk niet voor kiezen om het Veenweideprogramma vast te stellen, blijven wij met u samenwerken aan deze grote maatschappelijke opgave. We zullen dan onderzoeken op welke wijze dit vorm kan krijgen en welke organisatiestructuur daar het beste bij past. 

Reageren: mail de fractie

Vorig bericht
Volgend bericht